Wie dwepen er zoal met Edgar Allan Poe? Waar komt hun liefde voor zijn werk vandaan? En van welk verhaal of gedicht klopt hun hart het snelst? In de geheel nieuwe serie ‘Het rendez-vous’ worden vijf terugkerende vragen gesteld aan een Poe-fan. In deze vierde aflevering is het woord aan Evert Jan van Leeuwen.

Evert Jan van Leeuwen komt uit Den Helder, is getrouwd met Martine van Doorn en heeft twee zoons: Pepijn en Tobias. In zijn jeugd woonde en leerde hij in Newport R.I., London, Leiden, Leeds en Stirling. Sinds het begin van de een-en-twintigste eeuw is hij werkzaam aan de Universiteit Leiden. Eerst als promovendus, en het afgelopen decennium als universitair docent. Zijn specialisatie is de geschiedenis en ontwikkeling van Gothic, Horror en Science Fiction vanaf de Romantiek. Ook doet hij onderzoek op het terrein van het literair verkeer tussen Groot Brittannië en de Verenigde Staten in de periode 1750-1850. De laatste tijd is hij vooral geïnteresseerd in de overlevering van aspecten van het Romantische gedachtengoed in hedendaagse populaire cultuur. Hij heeft onder andere gepubliceerd over het werk van William Godwin, Edgar Allan Poe, en Nathaniel Hawthorne, maar ook over genre films uit de jaren 60 zoals Spaghetti Westerns en Poe-films natuurlijk.

“Ik had Poe graag willen aanmoedigen de strijdbijl neer te leggen voordat hij hem zou gebruiken om zijn eigen reputatie in mootjes te hakken.”

Hoe ben je voor het eerst in aanraking gekomen met Edgar Allan Poe?

“Dat weet ik nog heel goed. Ik moest de precieze datum even opzoeken in het web-archief van de BBC, maar het was om tien uur ’s avonds op 14 mei 1990. Toen zond de BBC de eerste aflevering van het programma The Curse of Corman uit. Hierin werd een aantal van Cormans Poe-adaptaties vertoond met een korte introductie. Ik was vanaf de openingsscène van House of Usher verkocht. Het verhaal was flinterdun, maar ik was sterk aangetrokken door de esthetiek van de film en Vincent Price z’n charismatische vertolking van Roderick Usher. Hierdoor was ik geïnspireerd om de originele verhalen te lezen. Van mijn ouders kreeg ik een mooie editie van Tales of Mystery and Imagination, met illustraties van Harry Clarke. Die heb ik nog steeds (zie foto). Ik weet nog goed dat ik begon met het kortste van de korte verhalen; ik was tenslotte een tiener. Maar al snel had ik het boek uit en begon ik opnieuw in mijn favoriete verhalen.”

Wat vind je het meest fascinerend aan hem?

“Als je de biografieën van Quinn, Silverman en Meyers moet geloven, was Poe een moeilijk mens. Gezien de soms schrijnende omstandigheden waarin hij opgroeide en werkte is dit voor een deel te begrijpen. De bizarre postume fabricaties van Rufus Griswold hebben zijn reputatie ook niet geholpen. Maar als je z’n brieven leest, leer je ook dat Poe manipulatief en calculerend kon zijn. Wat mij altijd heeft aangetrokken tot Poe is zijn unieke stijl: de duistere droomwereld waarin hij zijn lezers meevoert. Net als bij Cormans low budget verfilmingen was ik – en ben ik nog steeds – gefascineerd door de weelderige enscenering en melancholische sfeer die continu op de grens tussen weemoed en morbiditeit balanceert. Uit het gedicht ‘Dream-land’ komt de beroemde dichtregel ‘Out of Space – Out of Time’. Deze regel belichaamt voor mij wat Poe’s verhalen met de aandachtige lezer kunnen doen. Ze nemen je mee in een bovenzintuigelijke wereld van pure, albeit donkere fantasie. Poe’s beste werk in het gothic/donker-romantische genre is stilistisch onovertroffen. Zoals Poe schrijft in het vroege gedicht ‘The Lake’: ‘Yet that terror was not fright, / But a tremendous delight’. Een schrijver als Clark Ashton Smith komt heel dicht bij emulatie in zijn verhaal ‘Genius Loci’. Dat is misschien wel het beste Poe-verhaal dat Poe nooit heeft geschreven.”

Welk van zijn verhalen of gedichten is volgens jou het beste en waarom?

“Voor mij is dat ‘The Fall of the House of Usher’, uit 1839. In dit verhaal komen alle belangrijke thema’s die veelal met Poe worden geassocieerd bij elkaar: levend begraven worden, een mystieke openbaring, paranoia, waanzin. Ook is het verhaal perfect opgebouwd qua spanning, en bevat het prachtig sfeervolle woordschilderingen van de barre omgeving, het unheimliche huis en zijn dwaze bewoners. Daarnaast is het mijns inziens ook een perfecte literaire allegorie. ‘Berenice’ en ‘Ligeia’ zijn in mijn ogen voorstudies waarin Poe zijn literair ideaal steeds dichter benadert. Ik ben bezig met een artikel over Poe en Swedenborg waarin ‘Usher’ centraal staat. Hierin probeer ik aan te geven dat dit verhaal de spirituele filosofie van Poe bevat in een notendop. Daarnaast is ‘King Pest’ een van mijn guilty pleasures. Dit verhaal behoort volgens veel Poe-kenners tot zijn zwakste werk, maar ik vind het fantastisch. Het is echt gruwelijk en heel grappig tegelijk. Ik heb sowieso iets met allegorie als vertelvorm. Ook ‘Hop-Frog’ is vaak onderschat: een indrukwekkend wraakverhaal.”

Met welk verhaal of gedicht heb je het minst en waarom?

“‘Al Aaraaf’. Meerdere dichters die we tegenwoordig tot de Romantiek rekenen – Percy Shelley, Samuel Taylor Coleridge, William Blake – voelden zich aangetrokken tot pseudo-mythologisch-religieuze lyriek. Blake is het meest succesvol in dit genre, Poe met afstand het minst. Na dit gedicht heeft hij nooit meer zo iets geprobeerd, tenzij je ‘Eureka’ meerekent. Misschien was Poe gewoon nog te onervaren als dichter om zo’n moeilijk genre meester te zijn. Voor mij blijft ‘Al Araaf’ onleesbaar. Het is warrig qua inhoud en ik vind het gewoonweg niet mooi. Zelfs de ritmes en klanken zijn chaotisch. Poe heeft heel mooie korte gedichten geschreven, maar zijn langste is mislukt.”

Stel je was Poe in zijn tijd tegengekomen. Welke vraag zou je hem als eerste hebben gesteld, of welk onderwerp zou je als eerste bij hem hebben aangesneden?

“Over deze vraag heb ik lang moeten nadenken. Het hangt af van precies wanneer ik hem zou hebben getroffen in zijn korte leven. Ik moet gelijk denken aan de roman 11/22/63 van Stephen King, waarin een man terug reist in de tijd om de moord op JFK te stoppen. Als ik Poe tegen was gekomen in de korte tijd van zijn roem als de auteur van ‘The Raven’, ergens in 1845/46 dus, dan zou ik het graag eens met hem hebben gehad over zijn toekomstvisie als schrijver. Het populaire succes van ‘The Raven’ had voor Poe een opstap kunnen zijn naar een carrière die meer zou lijken op die van zijn grote rivaal: de Harvard hoogleraar en dichter Henry Wadsworth Longfellow. Longfellow en Poe liggen dichter bij elkaar dan ze zelf dachten. Vandaar Poe’s bittere strijd met Longfellow, denk ik. Ik had Poe graag willen aanmoedigen de strijdbijl neer te leggen voordat hij hem zou gebruiken om zijn eigen reputatie in mootjes te hakken. Ik zou Poe hebben willen overtuigen dat schrijvers als Longfellow, maar ook Longfellows goede vriend Hawthorne, Poe’s vrienden zouden kunnen worden. Samen hadden ze heel mooie dingen kunnen doen. Vooral Hawthorne was net als Poe een buitenbeentje in zijn milieu. Een roman geschreven door Poe en Hawthorne samen zou de negentiende-eeuwse versie van Stephen King en Peter Straub’s Talisman of Black House kunnen zijn geweest. Dat zou pas een echte Gothic klassieker zijn geworden. Gelukkig is Poe na zijn dood een betere collaborateur geworden. Ik geniet erg van zijn samenwerking met Universal Studios in de jaren 30/40, met Roger Corman in de jaren 60, met Alan Parsons in de jaren 70; maar ook zijn rol in Francis Ford Coppola’s recente film Twixt vond ik heel geslaagd.”