Wie dwepen er zoal met Edgar Allan Poe? Waar komt hun liefde voor zijn werk vandaan? En van welk verhaal of gedicht klopt hun hart het snelst? In ‘Het rendez-vous’ worden een aantal terugkerende vragen gesteld aan een Poe-fan. In deze tiende aflevering is het woord aan Don Vitalski.
Ze noemen hem de ‘Antwerpse Nachtburgemeester’, een titel die hij te danken heeft aan zijn gelijknamige vaste column in het jaren ’90 café-tijdschrift Week-Up. Want schrijven, dat kan hij als geen ander. Romans, stripverhalen, toneelstukken, liedjes … eigenlijk alles zit hem als gegoten. Maar meer nog staat hij bekend als podiumbeest: stand-upcomedian, muzikaal performer, producent. Zelfs in films en tv-programma’s is hij veelvuldig te bewonderen geweest. Of wat te denken van de letterkundige radioprogramma’s die uit zijn koker komen. Zeker, we hebben het over Don Vitalski, een in 1971 te Turnhout geboren Vlaming die geen enkele uitdaging uit de weg gaat. Wist je dat hij ook zijn hart heeft verloren aan Edgar Allan Poe? Zo scheef hij bijvoorbeeld kortgeleden nog de biografie Edgar Allan Poe in Fordham, waarin hij vooral diep is gedoken in de laatste jaren uit Poe’s bestaan en zich een aimabel sterke biograaf toont. Maar hij geeft ook aansprekende Poe-lezingen, samen met zijn collega’s Jean Paul Van Bendegem en Johan Braeckman (foto header). Samen struinen ze het Vlaamse land af om toeschouwers te trakteren op de meest bizarre feiten over Poe (zie onze agenda). Natuurlijk wil je intussen wel weten hoe Vitalski over het werk van Poe denkt. We geven hem hierbij het woord.
“Ik word zelf het meest gegrepen door Poe’s literaire kritieken.”
Hoe ben je voor het eerst in aanraking gekomen met Edgar Allan Poe?
“De eerste keer was middels een verzamelbundel, geïllustreerd door Arthur Rackham. De griezelverhalen. In de bibliotheek van mijn vader. Het boek was er al voordat ik geboren werd, dus het maakte deel uit van mijn alledaagse omgeving. Ook een pocketeditie van verzamelde griezelverhalen, met op de cover een mooie, gruwelijke afbeelding uit ‘De moorden in de Rue Morgue’: een lijk dat ondersteboven uit de schouw komt te hangen.“
Wat vind je het meest fascinerend aan hem?
“Ik word zelf het meest gegrepen door Poe’s literaire kritieken. Hij was erg vooruitziend. Terecht beschuldigde hij zijn schrijvende Amerikaanse tijdgenoten van vals sentiment, van na-aperij van Europese inhouden, van al te vervelend didactisme. Hij was daarmee een roepende in de woestijn. Een enorme eenzaamheid moet zijn deel zijn geweest, om die reden. Een beetje zoals eerder in Ierland de satiricus Jonathan Swift. Of ook zoals Nietzsche. Die mensen staan zo ver buiten hun tijd, buiten de waan van hun eigen dag, dat het voor een buitenstaander nadien bijna niet te vatten is.”
Welk van zijn verhalen of gedichten is volgens jou het beste en waarom?
“‘Het vat Amontillado’. De verteller is jouw hoofdfiguur, maar hij is moreel het meest afgrijselijke personage denkbaar. En toch doet hij, als verteller, quasi vanzelfsprekend zelfs, beroep op jouw begrip, alsof je met hem samenzweert. Daardoor neemt de claustrofobie nog meer toe, die sowieso ook het onderwerp is van het verhaal. Voor literatuurgeschiedeniskenners laat het verhaal zich overigens ook lezen als een hoogstpersoonlijke wraak van Poe op zijn collega Thomas Dunn English – maar goed, dat móét je niet weten om van het verhaal te genieten, of beter gezegd te huiveren.“
Met welk verhaal of gedicht heb je het minst en waarom?
“Het slechtste stukje Poe is de oeverloze inleiding van ‘De Moorden in de Rue Morgue’. Doodjammer. Door dat oneindige en vormelijk zeer saaie gefilosofeer, dat aan de eigenlijke handeling voorafgaat, is voor mezelf het verhaal, hoe belangwekkend ook, feitelijk gewoon niet leesbaar.”
Stel je was Poe in zijn tijd tegengekomen. Welke vraag zou je hem als eerste hebben gesteld, of welk onderwerp zou je als eerste bij hem hebben aangesneden?
“Ik zou hem tot in de kleinste details uithoren over zijn tweetalige ontmoeting met Charles Dickens. De ontmoeting tussen James Joyce en Marcel Proust was opzienbarend, maar die tussen Dickens en Poe is zo mogelijk nog meer kosmisch.“